Direct naar content
RADAR Discriminatie melden
Discriminatie melden
Opinie

Opinie: Tweespalt of hoop?

Door dr. Rob Witte, teamleider onderzoek RADAR & Art.

Mijn “grootvader” kon op donderdag 9 oktober 1941, gevangen als gijzelaar in Kamp Amersfoort, de slaap niet vatten. Hij dacht aan zijn ouders en broer, die als NSB’ers hadden toegekeken hoe hij werd weggevoerd. “Mijn ouders en Teun zijn door economische crisisjaren in hun politiek denken verkrampt en meegesleurd in een fascistische ordening en rassentheorieën. Maar het simpel denken aan hun schuld is toch te oppervlakkig. Moeten wij het niet zoeken bij hun inspirators met hun verziekte breinen?”, schreef hij in zijn dagboek dat later is verschenen.

Op vrijdag 15 maart 2019 werd de wereld opgeschrikt door een terroristische daad in het Nieuw-Zeelandse Christchurch. De dader zendt de aanslag op moslims tijdens hun gebedsdienst live uit via social media. In een 75-pagina’s tellend geschrift motiveert hij zijn gruwelijke daad. Hij verafschuwt migratie en diversiteit van de bevolkingssamenstelling, waarvoor de gedode moslims volgens hem symbool stonden. Een paar dagen later, op 18 maart, wordt Utrecht opgeschrikt door een vreselijke terreuraanslag in een tram. De slachtoffers lijken willekeurig gekozen, maar de dader bekent zijn terroristisch oogpunt. Signalen wijzen op jihadistische achtergronden.

Deze aanslagen zijn niet de eerste in de geschiedenis. En als het aan deze daders ligt ook niet de laatste. Deze daders menen dat extreem geweld noodzakelijk is als waarschuwing tegen de ontwikkelingen die hun werelden doormaken. Hun gepercipieerde uitzichtloosheid is kenmerkend. De overeenkomst tussen deze daders lijkt de opvatting dat de groep, waartoe zij menen te behoren, onderhevig is aan existentiële bedreiging. De tunnelvisie die zij hebben opgebouwd, veroorzaakt een ééndimensionaal perspectief: óf lijdzaam ondergaan óf gewelddadig verzet. Alleen twee extremen lijken relevant. Alle andere alternatieven zijn verdwenen, of ze worden alleen nog gezien als ten voordele van de ‘vijand’.

Zij richten zich niet alleen op het maken van zoveel mogelijk slachtoffers, of op het veroorzaken van blinde paniek. De wereld wordt alleen nog maar gepresenteerd binnen een ‘wij-zij’-perspectief. De ‘zij’ zijn niet alleen ‘de Anderen’, maar ook ‘de verraders’: de groep binnen de ‘wij’, die ‘onze vernietiging’ helpt bewerkstelligen. Stukje bij beetje ontmenselijkt in hun beleving ‘de ander’. Niet alleen om het geweld acceptabel(er) te maken. Ook in de hoop anderen binnen ‘hun groep’ ertoe te bewegen eveneens ‘de wapens op te pakken’. Tegelijkertijd hopen daders op tegengeweld door ‘de ander’, ze hopen een ‘oorlog’ te doen ontbranden tussen ‘wij en zij’. Na aanslagen als deze richten overheidsreacties zich niet voor niks (ook) op het risico op copycats en ‘tegengeweld’.

Moet alle aandacht uitsluitend gericht worden op deze daders of verdienen ‘hun inspirators’, zoals mijn grootvader ze noemde, evenzo veel aandacht? Anno 2019 speelt de context, waarin dit geweld zich voordoet en meer en minder wordt gevormd door ‘inspirators’, een zeer bepalende rol. Zeker als het gaat om de risico-inschatting voor copycat-acties en tegengeweld.

Leven binnen die context de gepercipieerde ‘wij- en zij-’groepen in redelijke harmonie met elkaar en wordt niet alles gepercipieerd langs deze ‘scheidslijnen’, dan is dat risico relatief laag. Kent de context echter (al) een sterk gepolariseerd karakter, bijvoorbeeld door jarenlange veronderstelde en extra aangezette tegenstellingen en spanningen, dan neemt het reële risico op vervolggeweld toe. Aanslagen als die in Christchurch en Utrecht kunnen dan triggers vormen waarin toenemende onrust en spanningen omslaan in escalatie.

Wordt zo’n gepolariseerde context gevoed door angst, existentieel verliesgevoel en uitzichtloosheid, als zou ‘het einde der tijden nabij zijn, dan neemt dit risico op copycat- en tegengeweld extra toe. Nog erger is dit het geval wanneer fundamentele instituten binnen onze samenleving als ‘oplosser van maatschappelijke problemen’ worden gewantrouwd of zelfs als (hoofd-) oorzaak van die existentiële bedreiging worden beschouwd.

Binnen zo’n context neemt de kans erg toe, dat steeds meer mensen gevangen raken in de tweespalt en in een eendimensionale tunnelvisie terechtkomen – door zelf dit beeld te hebben, dan wel alleen nog vanuit zo’n beeld te worden gezien/benaderd. Het beeld dat Thierry Baudet op 20 maart jl. schetste tijdens zijn overwinningsspeech schurkt aan tegen zo’n beeld van tweespalt en existentiële dreiging. Die existentiële dreiging (“Nederland bestaat over vijftig jaar niet meer”) zou veroorzaakt worden door migratie (“van gevaarlijke anderen die niet bij ons passen”). Maar de hoofdschuld werd gelegd bij wetenschap, media, onderwijs, cultuur en vooral bij de overheid: “Net als die andere landen van onze boreale wereld worden we kapotgemaakt door de mensen die ons juist zouden moeten beschermen.” Uit zijn speech komt een beeld van een ‘oorlogssituatie’ naar voren waarin eigenlijk nog maar één keus bestaat: óf lijdzaam ondergaan óf gewelddadig verzet. “Wij zijn naar het front geroepen. Omdat het moet. Omdat ons land ons nodig heeft (…) Wij zijn het vlaggenschip van de renaissancevloot (…) Wij gaan met deze partij de trots van ons land herstellen.”

Tunnelvisies, samenzweringsgevoelens, veronderstelde existentiële bedreigingen en daardoor gedreven polarisatie zijn niet op te lossen door dialoog, bruggenbouwers en compromissen tussen en met de extremen. Juist dan is behoefte om weg te blijven of te komen uit die veronderstelde tweespalt en polarisatie. Laat het veronderstelde ‘wij-zij’-perspectief, laat staan het ‘einde der tijden’- en gewelddadige discours niet leidend zijn. Ontmoeting, contact, uitwisseling en empathie tussen hen die een ander ‘wij’ vertegenwoordigen, een ‘wij van sámenleven’. In de herdenkingen in Christchurch en Utrecht kwamen de mensen samen die dat nieuwe wij zoeken en vormgeven. Gelukkig vormen zij nog altijd de grote meerderheid. Dat biedt hoop.

Opinieartikelen weerspiegelen de mening van de auteur en niet per se de mening van de organisatie.