Waarom moest Martine voor een dochter kinderopvangtoeslag terugbetalen en voor de ander niet?
Discriminatie.nl, het meldpunt van RADAR en andere antidiscriminatiebureaus, staat dinsdag 12 maart opnieuw een toeslagenouder bij in een procedure bij het College voor de Rechten van de Mens.
Het gaat om Martine van Bruggen. In 2011 ontving ze de eerste brief van de Belastingdienst, waarin staat dat ze wordt beschuldigd van fraude en duizenden euro’s aan toeslag moet terugbetalen. Het was het begin van een zware periode die tien jaar zou duren. Inmiddels heeft Martine compensatie ontvangen, maar ze wil ook een uitspraak of de Belastingdienst heeft gediscrimineerd in haar zaak. Daarom is ze met ondersteuning van Discriminatie.nl een procedure gestart bij het College.
Twee dochters
Martine van Bruggen heeft twee dochters, die allebei tussen 2006 en 2011 naar dezelfde opvanglocatie gingen. Martine vertelt dat ze alleen de toeslag terug moest betalen voor haar dochter Noa, die de achternaam heeft van haar Turks-Nederlandse vader. Over de kinderopvangtoeslag van haar dochter Nina, die achternaam heeft van haar moeder, heeft de Belastingdienst nooit vragen gesteld.
Selectiecriteria
Juliette Bonneur is consulent discriminatiezaken en staat Martine bij in de procedure. Bij twee eerdere procedures van toeslagenouders, die Juliette ook bijstond, oordeelde het College dat de Belastingdienst zich schuldig had gemaakt aan discriminatie. Juliette Bonneur hoopt dat het College dit keer ook een uitspraak doet over de selectiecriteria die de Belastingdienst heeft gebruikt: “Dat alleen de toeslagen worden teruggevorderd van de dochter met een Turks klinkende achternaam, dat kan geen toeval zijn.”
Wetgeving gelijke behandeling
Het College voor de Rechten van de Mens toetst de zaken aan de gelijkebehandelingswetgeving. Het gaat in dit proces om de gevolgen en effecten van discriminatie op de levens van de gedupeerden, de erkenning van discriminatie en het leed dat hen is aangedaan.
Het College voor de Rechten van de Mens doet normaal gesproken zes weken na de zitting uitspraak.