Drempel om discriminatie te melden moet omlaag
Waar de politie voor het derde jaar op rij meer discriminatie-incidenten registreert, hebben antidiscriminatiebureaus juist minder meldingen ontvangen. Dat blijkt uit de jaarlijkse rapportage Discriminatiecijfers 2022, die dinsdag 25 april door de antidiscriminatiebureaus en de politie wordt aangeboden aan minister Hanke Bruins Slot (BZK). Om de herkenbaarheid te vergroten en daarmee het melden toegankelijker, eenvoudiger en laagdrempeliger te maken, gaan de antidiscriminatiebureaus van de landelijke vereniging voortaan samenwerken binnen één landelijk meld- en steunpunt: Discriminatie.nl
Minister Hanke Bruins Slot: “Discriminatie is onacceptabel en verboden. Helaas laten de cijfers zien dat er nog een lange weg te gaan is. Dat vraagt inzet en betrokkenheid vanuit de samenleving en het Rijk om discriminatie te bestrijden. Ook moeten we de drempels wegnemen om discriminatie te melden. Samen met collega-bewindspersonen en de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme werk ik daar hard aan.”
Een hoge meldingsbereidheid en weten waar je terecht kunt als je met discriminatie te maken krijgt, is van belang voor een adequate opvang van mensen die discriminatie ervaren. Naast de politie en de antidiscriminatiebureaus kan je met een discriminatieklacht terecht bij het College voor de Rechten van de Mens, Meldpunt Internet Discriminatie (MiND), de Ombudsman en de Kinderombudsman. Alle registraties bij deze instanties zijn opgenomen in de rapportage Discriminatiecijfers in 2022.
De politie registreerde 6738 incidenten in 2022, dat is 2 procent meer dan het jaar ervoor en bijna een kwart meer dan drie jaar geleden. Bij de antidiscriminatiebureaus daalde het aantal meldingen tot 5281 in 2022, bijna een kwart minder dan in 2021. Dat heeft voor een groot deel te maken met een sterke daling van het aantal meldingen over coronamaatregelen. Wel ontvingen de antidiscriminatiebureaus meer meldingen over herkomst, geslacht en seksuele gerichtheid.
Ook het aantal verzoeken om een oordeel en meldingen bij het College voor de Rechten van de Mens namen af met respectievelijk 9 en 66 procent. MiND (27 procent) en de Nationale ombudsman (12 procent) kregen eveneens minder meldingen binnen. Het aantal meldingen over discriminatie bij de Kinderombudsman is ruim verdubbeld, van 10 in 2021 naar 26 in 2022. Het betreft vooral meldingen over pesten en geweld door kinderen tegen kinderen.
Herkomst meest gemelde discriminatiegrond
Herkomst (huidskleur, afkomst en etniciteit) is bij alle instanties de meest voorkomende discriminatiegrond in meldingen of registraties. Bij de meeste instanties, met uitzondering van de Nationale ombudsman, is het aandeel van deze grond tussen 2021 en 2022 bovendien gestegen. Zowel in de politieregistraties als in de meldingen bij antidiscriminatiebureaus gaat het in deze gevallen vaak om beledigingen en scheldpartijen. Bij de antidiscriminatiebureaus komen daarnaast veel meldingen binnen waarin het gaat om omstreden behandeling, bijvoorbeeld een onterechte weigering aan de deur van een discotheek. Bij de politie is in 14 procent van de incidenten naast beledigen en schelden ook sprake van geweld.
Overige gronden
Na herkomst registreerde de politie de meeste incidenten op grond van seksuele gerichtheid (32 procent) en antisemitisme (8 procent). Handicap is bij de antidiscriminatiebureaus de op een na meest gemelde discriminatiegrond.
Bij de antidiscriminatiebureaus kwamen 43 procent meer meldingen binnen van discriminatie op grond van geslacht. Ook het aantal meldingen op grond van seksuele gerichtheid nam toe met 27 procent. Daarentegen liep het aantal meldingen van leeftijdsdiscriminatie terug met 37 procent. De verzoeken om een oordeel bij het College laten precies hetzelfde patroon zien: het aantal verzoeken met betrekking tot geslacht steeg met 30 procent, ook het aantal verzoeken op grond van seksuele gerichtheid (alhoewel nog steeds laag) nam toe. Het aantal verzoeken gerelateerd aan leeftijd als discriminatiegrond daalde juist met 43 procent.
Arbeidsmarktdiscriminatie
Antidiscriminatiebureaus, het College voor de Rechten van de Mens en de Kinderombudsman registreren op welk maatschappelijk terrein de discriminatie zich afspeelt. De meeste meldingen bij antidiscriminatiebureaus hebben betrekking op de arbeidsmarkt (21 procent), zoals bij sollicitaties, op de werkvloer en bij promotie en ontslag. In 16 procent van de gevallen gaat het om collectieve voorzieningen zoals gemeentelijke diensten of instellingen zoals een wijkteam of een bibliotheek. De commerciële dienstverlening (bijvoorbeeld winkels) is goed voor 12 procent van de meldingen.
Bij het College gaat 35 procent van de verzoeken om een oordeel in 2022 over de arbeidsmarkt, 26 procent van de verzoeken gaat over discriminatie bij het leveren van goederen en diensten – denk bijvoorbeeld aan discriminatie door taxibedrijven, verzekeringen of sportscholen. In 7 procent registreert het College ‘sociale bescherming’ als terrein: daarbij gaat het veelal om besluiten van (gemeentelijke) uitvoeringsorganisaties, bijvoorbeeld over toeslagen, uitkeringen, of het aanbieden van een woonwagenstandplaats.
Bij de Kinderombudsman gaan 22 van de 26 meldingen over het onderwijs. Naast pesten tussen leerlingen onderling, gaat het dan bijvoorbeeld ook over het (onterecht) krijgen van een lager schooladvies.